~ Met hoeveel liefde draag jij je eigen hart? ~
Als ik me, toen ik jonger was, klein, eenzaam en kwetsbaar voelde had ik altijd het beeld van mijn hart; alleen, eenzaam, ontdaan van mijn lichaam, kwetsbaar op een koude roestvrijstalen tafel in een mortuariumkamer. Mijn lichaam rolde zich op in een foetushouding, mezelf stevig vasthoudend, maar ontdaan van mijn hart kon ik daar de troost niet in vinden.
Lange tijd, en nu nog steeds soms, was ik op zoek naar iemand die mijn kwetsbare koude hart, zachtjes, liefdevol en met warmte zou omhullen. Ervoor zou zorgen, het zou koesteren en het zou vullen met liefde. Soms werd tijdelijk, heel eventjes mijn wens vervuld en kon ik mezelf volledig verliezen in een ander. Verdwijnen en even vergeten. Alsof ik in een hazenslaapje gesust was om na korte tijd altijd weer wakker te worden in de pijnlijk en kille realiteit. Keer op keer op keer opnieuw.
Hoe vaak moet je vallen voordat je kunt lopen? Hoe vaak probeer je hetzelfde kunstje voordat je besluit het anders aan te pakken?
Met vallen en opstaan, nog wrijvend over de pijnlijke blauwe plekken, leerde ik dat als ik van een ander verwacht mij hart te warmen, ik mijn hart weggeef aan de ander. En zonder hart kan ik niet leven. Mijn hart en ik horen bij elkaar, onafscheidelijk.
Mijn leven, mijn hart, mijn verantwoordelijkheid.
Om mijn eigen hart te dragen. Om voor mijn hart te zorgen, het te koesteren als het meest kostbare in deze wereld. Er alle liefde naar toe te laten stromen alsof er niets anders is dat telt. Om het alles te geven wat het nodig heeft; warmte, aandacht, verbondenheid. Mijn lieve, sterke, grote hart met stip op nummer 1 te zetten.
Want alleen als ik mijn hart alles geef, alles wat ik te geven heb, zal ik ooit een ander iets kunnen geven. ‘Ik hou van mij’ want ‘wie van zichzelf houdt geeft pas echt iets kostbaars als ie ik hou van jou tegen een ander zegt’ (uit ‘Ik hou van mij’ van Harrie Jekkers).